De regen kletterde tegen het raam terwijl Liam naar buiten staarde. De straten glommen in het zachte licht van de lantaarnpalen, en in de verte klonk het gerinkel van een fietsketting. Het was een rustige avond, té rustig naar zijn zin. Hij voelde dat er iets stond te gebeuren.
Plotseling hoorde hij een zacht tikken bij de voordeur. Niet het normale geluid van iemand die aanklopt, maar drie korte tikken, gevolgd door stilte. Zijn hartslag versnelde. Hij liep voorzichtig naar de deur en keek door het raampje. Niemand. Alleen de natgeregende straat.
Toen hij de deur opende, lag er een klein, donkerblauw pakketje op de stoep. Er zat geen afzender op, alleen zijn naam in sierlijke gouden letters. Voorzichtig nam hij het mee naar binnen en legde het op tafel. Zijn vingers trilden toen hij het papier openscheurde.
Binnenin lag een klein, zilveren sleutel, oud en versleten, maar prachtig gedetailleerd. Er zat een briefje bij: “Dit opent wat verborgen moet blijven. Gebruik hem alleen als je klaar bent.”
Liam keek om zich heen, alsof iemand hem in de gaten hield. Hij wist dat dit geen gewoon pakketje was. Die sleutel hoorde bij iets groots… of gevaarlijks.
Terwijl de klok in de woonkamer langzaam naar middernacht tikte, hoorde hij opnieuw de drie tikken. Dit keer niet bij de deur, maar uit de kelder. Met de sleutel stevig in zijn hand nam hij een diepe adem en liep naar beneden.